Historie

De aarde nu was woest en ledig.

Dit is te lezen in Genesis 1,1-2. Met deze omschrijving begint ook de geschiedschrijving over het veengebied rond Sappemeer in de 16e en 17e eeuw, geschreven door Hendrik Hachmer, welke te lezen is in het boek De Sint Willibrorduskerk te Sappemeer.

In 1619 was de drooggelegde bodem van het Sappemeer geschikt gemaakt voor agrarisch gebruik en bebouwing. In 1636 werd het Kleinemeer drooggelegd en kwam hiermee een verbinding met Sappemeer.

Als gevolg van de toename van katholieken kreeg Kleinemeer een eigen priester, pastoor Antonius Lansingh. In mei 1708 werd hij opgevolgd door pastoor Bartholomeus Gerardus Pese uit Overijssel. Tot 1710 hadden de priesters geen eigen onderkomen en woonden zij in bij katholieke families in de omgeving. In 1710 kon pastoor Pese een huis aankopen, waarin de eerste schuilkerk in dit gebied zou worden gevestigd. Naast de schuilkerk annex pastorie was een grote schuur met verscheidene ruimtes. Van deze statie aan de Kleinemeersterstraat is niets meer over. Het kerkgebouw, de schuur en de pastorie zijn in 1874 afgebroken.

Het is onder andere pastoor Pese aan wie de RK geloofsgemeenschap van Hoogezand-Sappemeer haar naam te danken heeft. In november 1710 is de schuilkerk door hem gewijd aan de Heilige Willibrordus. Dit blijkt uit een statieboek dat in 1882 in bewerkte vorm verscheen.

In de jaren 1890 en 1891 werd de parochie gesplitst in twee parochies. In Martenshoek ontstond hierdoor de Heilige Martinus parochie. De RK kerk in Martenshoek is in 1891 gebouwd door de architect Nicolaas Molenaar. Op 24 november 1891 werd de kerk gewijd door de aartsbisschop van Utrecht, P.M. Snickers.

Bij het samengaan van de parochies van Martenshoek en Sappemeer in 1990 werd de restauratie van de Sint Willibrorduskerk en het plaatsen van de glas-in-loodramen van Martenshoek in Sappemeer een verbindende activiteit voor de parochianen van beide parochies.

Bron: De Sint Willibrorduskerk te Sappemeer, Holstein Restauratie Architectuur, Groningen

 

Het begin, de statie Kleinemeer

 

Woest en uitgestrekt was het hier, een mysterieus en onherbergzaam gebied dat niet voor niets “Duivelsmeer” werd genoemd. Toch begon men in de 13e eeuw voorzichtig wat stukjes te ontginnen. Vanaf 1600 nam de vraag naar turf sterk toe en werden er grote slagen gemaakt in de ontwikkeling van de veengebieden. Arbeiders, geloofsvluchtelingen en gelukszoekers kwamen vanuit Nederland en Duitsland hierheen en er ontstonden katholieke enclaves. Af en toe kwam er een priester uit de stad naar Sappemeer om ’s avonds – in het geheim – een viering te houden.

Sappemeer werd in korte tijd “de vermakelijkste plaats der geheele Provincie” met veel woningen, boerderijen en buitenplaatsen. Vanwege de grote toename van katholieken kreeg dit gebied in 1705 een eigen priester en werd de woning ’t Börgie omgebouwd tot schuilkerk, de statie Kleinemeer.

De schuilkerk omstreeks 1870, aquarel door W.H. Timans

 

Mensen kwamen van heinde en verre  om hier ter kerke te gaan. Sommigen liepen wel 15 kilometer!

Tegenwoordig herinnert het huis aan de westzijde van de Kleinemeersterstraat in niets meer aan de statie die hier ooit gestaan heeft. Vanaf de straat zag het gebouw er uit als een woonhuis met een grote tuin en landerijen, met de pastorie aan de straatkant en de kerk onopvallend erachter. Achter de kerk stond een schuur met een keuken, twee vergaderruimtes (voor het armen- en kerkbestuur), een washok met pomp, een dorsvloer, een paardenstal, een koeienstal en een varkenshok. De priester was namelijk eveneens boer. De inrichting en het onderhoud werden bekostigd door giften van katholieke families uit de omgeving. Met name in de eerste eeuw van het bestaan hebben parochianen bijzondere geschenken gegeven, zoals vergulde kelken en andere kostbare (zilveren) voorwerpen en een prachtig zilveren altaarkruis. In de onrustige tijd aan het einde van de 18e eeuw werd er een aantal malen ingebroken waarbij kostbare voorwerpen uit de kerk werden gestolen, de pastoor werd belaagd en vernielingen werden aangericht. In 1931 werd het zilveren altaarkruis door een antiquair verkocht aan het Groninger Museum. In 1951 is nog geprobeerd het kruis terug te krijgen, maar de rechten bleken te zijn verjaard. De kerk is rond 1880 afgebroken. In de huidige Willibrorduskerk zijn nog het doopvont uit 1846 en een kruis met corpus uit 1800 uit de oude schuilkerk bewaard.

 

Bronnen 1. De Sint Willlibrorduskerk te Sappemeer, uitgave van Holstein Restauratie Architectuur, 2.Groninger archieven

Boek Sint Willibrorduskerk te SappemeerNaar aanleiding van deze restauratie is een boek verschenen: De Sint Willibrorduskerk te Sappemeer, uitgegeven door Holstein Restauratie Architectuur, Groningen. Het is een prachtig boek, vol schitterende foto’s, een uitgebreide geschiedschrijving over de schuilkerk in Kleinemeer, de huidige kerk, de restauratie en veel aandacht voor de omgeving van de kerk en de geschiedenis van de parochie. Echt een ‘must-have’ voor de geïnteresseerden in de geschiedenis van het katholicisme in de veenkoloniën en het werk van Pièrre Cuypers.  Het boek kost € 12,50 en is te koop in de pastorie te Sappemeer.

Ook staat er nog informatie over de geschiedenis van de kerk op http://geschiedeniskerk.jwfellinger.nl/

 

 

Als u de verleiding weet te weerstaan om zo snel mogelijk de kerk binnen te stormen kijk dan eens rond in het torenportaal. Naast de gebrandschilderde ramen is hier ook een aantal inspirerende muurschilderingen te zien die bij de restauratie in 2005 onder de witte verf vandaan kwamen.

 

Kapel

Met de toegang tot de koorgalerij.

“Wee die hier niet schreien zoude, die het grievend leed aanschouwde, dat Maria`s ziel verscheurt. Geef, O Moeder, bron van liefde, dat ik voele wat U griefde, dat ik met U mede klaag.

Anno 1904”

Mariakapel (voormalige doopkapel)

Met de gebrandschilderde ramen van engelen die de drie goddelijke deugden uitbeelden. Namelijk geloof (fides) op de banderol staat ‘Nescia falli’ (onbreekbaar), hoop, met op de banderol ‘Nescia flecti’ (onbuigzaam) en liefde  met: ‘Nescia scindi’ (onscheurbaar). Iedere dopeling en gedoopte wordt zo bij het betreden van de kerk aan de Christelijke grondhouding herinnerd. Op de muurschildering staat geschreven: “Gaat dan, leert alle volkeren en doopt hen in den naam des Vaders, des Zoons en des H. Geestes.” (Doopformule uit Mathias 28:19)

 

Toegangsdeur kerk

De Griekse letters alfa en omega met in het midden het Christusmonogram. Daarboven staat: “Waarlijk niets anders, dan het huis Gods en de poort des Hemels, Genesis XXXVIII”

Galerij zangkoorzolder

Eenmaal binnenin de kerk ziet u tegen de galerij van de koorzolder de tekst; “Dominum in chordis et organi Ps CL Vs IV ” (Loof de Heer met gezang en orgelklanken, Psalmen 150.IV, vrij geïnterpreteerd).

 

Cultuurschatten van de Willibrorduskerk, Sappemeer: Het Hoogaltaar

 

Het hoofdaltaar van onze kerk staat drie treden hoger dan het hoogkoor en wordt daarom ook wel hoogaltaar genoemd.  Het neogotische altaar van beschilderd eikenhout bestaat uit de tombe (het onderste deel), het tabernakel (midden) en het retabel (het bovenste gedeelte met de luiken). Vóór Pinksteren 1880 werd het  altaar door het atelier Cuypers en Stolzenberg (voor maar liefst 3.000 gulden) geleverd. Later werden ook zes kandelaars aangeschaft en werd er een kruis op het altaar geplaatst.

Op de tombe zijn twee voorstellingen geschil- derd die verwijzen naar de eucharistie. In de linker voorstelling zegent Melchisedech brood en wijn. Hieronder staat de tekst: ”Melchisedech – proferens panem et vinum – sacertdos Dei altissimi. Gen. XIV:18” (Melchisedech bood hem brood en wijn aan, omdat hij priester was van de allerhoogste God).  Rechts is het offer van Abraham afgebeeld, de ram die de plaats van Izaak inneemt komt hier net uit de doornen tevoorschijn. De tekst hieronder luidt: ”Tolle filium tuum unigenitum – Isaac – offeres cum in holocaustum, Gen. XXII:2” (Draag hem daar, uw zoon, uw enige, Izaak, als brandoffer op).

In middelste deel staat staat:”Altare privilegiatum quotiddianum perpetuum” (Aan dit altaar zijn (dagelijkse) eeuwigdurende voorrechten verbonden). In het tabernakel wordt de geconsacreerde hostie bewaard.

Op de grote voorstellingen in reliëf, zien we rechts de geboorte van Christus en links de aanbidding van de drie koningen. Eén koning is jong en baardloos, één is volwassen met een korte baard en één is een grijsaard. Onder deze afbeeldingen staat: ”Et peperitfiliumsuum primogenitum Lucas II:VII” (En zij baarde een zoon, haar eerstgeborene) en: ”Et providentes adoraverunt eum Matheus II:XI” (Zij gingen het huis binnen en zagen hem).

Naast deze reliëfs zijn beschilderde luiken aangebracht. In geopende toestand zien we links de verrijzenis van Jezus, met de tekst: ”non est hic surrexit enim sicut dixit Mattheus XXVIII:VII” (Hij is niet hier, want Hij is tot leven gewekt, zoals Hij gezegd heeft.) Rechts zien we de annunciatie, eronder staat de tekst: ”Et ingressus angelus ad eam dixit Ave gratia Lucas I:XXVIII” (De engel trad bij haar binnen en zei: ”verheug u, begenadigde”).

Op de achterkant van deze luiken zijn profeten met spreukbanden afgebeeld. Links Jeremia ”Ecce nos venimus ad te: tu enim es Dominus Deus noster III:22” (Hier zijn wij. We komen naar U toe, want U, de Heer, bent onze God) en Ezechiel ”Vidi te conculari in sanguine tuo XVI.6” (Ik zag hoe U daar lag te spartelen in Uw bloed). Rechts Jesaja ”Ecce virgo concipiet et pariet filium VII:14” (Zie de jonge vrouw is zwanger en zal een zoon ter wereld brengen) en Micheas ”Erit in concultationem ut lutum platearum XVII:10” (Zij (de vijand) zal worden tot vertreding, als slijk der straten). Aan de zijkant van het retabel staat nog een verwijzing naar de schenker: ”In honorem Christi Pontificis Magnificis hoc altare doniInvenis Henricus Iohannes Matheus Swart Pro Memori”

Oorspronkelijk had het retabel dubbele luiken, waardoor ook het middelste deel af kon worden gesloten. In dit gedeelte staat het zilveren altaarkruis. Traditioneel wordt hier een monstrans met de geconsacreerde hostie tentoongesteld. Hieronder staat dan ook:  ”Ecce panis anglorum factus cibus viatorum” (Zie, het brood der engelen, wordt de spijs van aardse pelgrims).

   

Aanbidding drie koningen          Altaarkruis                           Geboorte van Christus

                                           

Verrijzenis van Jezus                                                       Annunciatie

Gesloten Panelen hoogaltaar

Tombe  Melchisedech                                                           Offer Abraham

Kom het altaar eens van dichtbij bekijken in onze kerk.

 

Cultuurschatten van onze kerk: de klokken

 

Deze schat blijft voor de meesten verborgen, maar is toch niet te missen: de kerkklokken.

Vanuit de koorzolder kun je, via een wenteltrap in het kleine torentje, in de grote toren komen. Vanaf daar kun je direct onder het dak over de gewelven lopen! Nog een trap verder en je komt bij de klokken. In 1943 werd de luidklok door de Duitse bezetter omgesmolten tot oorlogstuig. Na de oorlog werd er geld ingezameld voor vier nieuwe klokken. Op de vooravond van Kerstmis

1948 luidden deze klokken voor het eerst.

 

In de klokken staan de volgende teksten:

1.(86cm, 400kg)  : Stem van de Roepende-Johannes de Doper

2.(76cm, 300kg)  : Gratia Plena: Vol van Genade-Maria

3.(67cm, 200kg)  : Engel des Heren-Gabriel

4.(103cm, 675kg): Lam Gods-de Verlosser

 

Ze vormen samen het mysterie van de menswording van Christus.

 

Cultuurschatten van de Martinus-Willibrorduskerk: Sint Christoffel

 

 

Bij de uitgang van de kerk is een muurschildering van Sint Christoffel te zien. Deze is rond 1950 vervaardigd door Nicolaas Bulder, parochiaan van deze geloofsgemeenschap.

 

De legende verhaalt van ene Reprobus die zo arrogant was dat hij zijn diensten alleen wilde aanbieden aan het allerhoogste gezag. Eerst trad hij in dienst bij de koning, die onder- geschikt was aan de keizer. Hij trad in dienst bij de keizer, maar die was ondergeschikt aan de duivel. Toen bood hij zijn diensten aan aan de duivel. De duivel was echter ondergeschikt aan Christus en Reprobus besloot Christus te gaan dienen. Op advies van een kluizenaar deed hij dat door mensen op zijn brede rug een rivier over te dragen. Op zekere dag moest hij een klein kind de rivier over tillen. Terwijl hij daarmee bezig was werd het kind zwaarder en zwaarder, totdat Reprobus bijna bezweek en tot zijn schouders in het water stond. Toen openbaarde het kind zich als Christus en doopte Reprobus in de rivier. Zijn doopnaam werd Christoffel, Christusdrager. Jezus liet Christoffels staf groen uitlopen en zond hem weg om het evangelie te prediken. Uiteindelijk werd hij  gemarteld en onthoofd.

 

Nicolaas Johannes Bernardus (Nico) Bulder (Hoogezand, 29 oktober 1898 – Groningen, 30 januari 1964) was een Nederlandse houtgraveur, illustrator en graficus. Hij werkte als scheepsbouwkundig tekenaar en volgde de schilder- en tekenopleiding aan de Academie Minerva. Van 1930 tot 1945 werkte hij als tekenleraar aan het Instituut Hommes in

 

Hoogezand. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij onderwijzer aan Academie Minerva.  Naast zijn baan als leraar werkte Bulder aan verschillende opdrachten. Bekend zijn vooral zijn houtgravures. Hij ontwierp het gemeentewapen van Hoogezand-Sappemeer. Hij ontwierp ook twee beeldhouwwerken: voor Sappemeer  een gedenknaald (1948) in het Margrietpark en voor Hoogezand ‘De Boeg’ aan de Meint Veninga- straat. Houtgravures van Nico Bulder zijn aanwezig in het Rijksprentenkabinet in Amsterdam, het Gemeentemuseum Den Haag, Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, het Groninger Museum, het Veenkoloniaal Museum te Veendam en het Singer Museum in Laren. In Hoogezand werd een school naar Bulder vernoemd.

 

Cultuurschatten van de Willibrorduskerk te Sappemeer: het Maria-altaar

 

Links van het hoogaltaar bevindt zich het Maria-altaar van gepolychromeerd eiken. Het neogotische altaar is in 1895 vervaardigd door Eugène de Fernelmont en kostte 1.850 gulden.

Onderaan zijn twee geschilderde engelen te zien met banderollen met daarop de tekst: “ave gratia plena” en “dominus terum” (Wees gegroet, Gij begenadigde, de Heer is met u).

Centraal staat een beeld van Maria met het Christuskind op de arm, de sierlijke s-lijn van het lichaam, de subtiele glimlach en de weelderige plooival zijn duidelijke tekenen van (neo)gothiek.

De ouders van Maria hadden God gesmeekt om een kind en de belofte gedaan om dit kind ook weer aan God af te staan. Anna en Joachim  kwamen deze belofte na en brachten Maria op driejarige leeftijd naar de tempel waar ze twaalf jaar lang zou helpen en bidden. De schildering op het linkerluik toont deze opdracht van Maria door haar ouders in de tempel, waarbij ze vervuld wordt door de Heilige Geest. Onder dit luik staat de tekst: “Offeret eam sacerdos ad altare” (De priester brengt de offers naar het altaar). Deze tekst heeft betrekking op de opdrachten die Maria als tempelmaagd moest vervullen.

In het reliëf ernaast wordt de visitatie in beeld gebracht. De zwangere Maria bezoekt haar nicht Elizabeth die voorziet dat Maria de moeder Gods zal worden. We zien hier hoe Elizabeth, die zwanger is van Johannes de Doper, knielt voor Maria. De tekst eronder luidt: “et intravit in domum Zachariae” (Zij ging het huis van Zacharias binnen {en begroette Elizabeth}).

In het rechter reliëf is de opdracht van het kind Jezus in de tempel (Maria-Lichtmis) uitgebeeld. Volgens de Joodse traditie moest het eerstgeboren kind worden “vrijgekocht” tevens moest de moeder 40 dagen na de geboorte een zuiveringsoffer brengen. De oude Simeon houdt het kind in zijn armen en zou hier gezegd hebben: “Mijn ogen hebben thans Uw Heil aanschouwd”. Ook Simeon ziet het kind dus al als de Messias. Ook Jozef en Maria en de profetes Hanna zijn hier afgebeeld. Jozef draagt twee duifjes bij zich; het offer der armen. Hieronder de tekst: “Tulerunt illum in Jerusalem” (brachten ze Hem naar Jeruzalem).

Tenslotte is op het laatste luik de Heilige Familie geschilderd. Jozef is als timmerman in zijn werkplaats afgebeeld, Maria zit lezend terzijde en links zit Jezus met een passer in de hand. Hij lijkt aandachtig te luisteren. Onder deze voorstelling staat geschreven: “et erat subditus illis” (en hij (Jezus) was hen onderdanig).

 

In gesloten toestand zijn op beide luiken engelfiguren te zien die banderollen vasthoud- en met de tekst: “Tota pulchra es” en “et macula non est in te” (vrij vertaald: Geheel schoon zijt gij, Maria, niet door de erfzonde bevlekt).

Bronnen: “De Sint Willibrorduskerk te Sappemeer”, W. Friso en K.Holstein

“Kunstgeschiedenis”, A.E. de Jongh-Vermeulen en H.W. Welman

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deel dit artikel